Erf- en schenkbelasting

Bij overlijden zijn de erfgenamen en legatarissen over hetgeen ze verkrijgen erfbelasting verschuldigd. Bij grote nalatenschappen kan het zinvol zijn om reeds bij leven te schenken tegen een lager tarief aan schenkbelasting dan het tarief aan erfbelasting dat bij overlijden zou gelden. Dat hoeft niet per se met vermogensoverheveling gepaard te gaan. Verder is het van belang dat bij overlijden de partnervrijstelling kan worden benut en eventueel ook de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Tot een dergelijk adviestraject behoort vaak ook een aanpassing van de huwelijkse voorwaarden en het testament.

Enkele praktijkvoorbeelden waar Michiel Opgenoort als adviseur bij betrokken is geweest:

Tijdig afstand doen van recht van gebruik en bewoning huis voorkomt latere heffing van erfbelasting

De heer Ederhof bezit het bloot eigendom van een vakantiehuis waarvan zijn tante het zakelijk recht van gebruik en bewoning (levenslang) heeft. Deze tante is echter wegens medische redenen (dementie) opgenomen in een verpleeghuis en de kans dat ze nog die woning zou kunnen bewonen is daardoor bijzonder klein. Bij overlijden van tante zou echter voor neef Janssen een fictieve verkrijging voor de erfbelasting ontstaan (er was geen ‘metterwoonclausule’ opgenomen in de leveringsakte). De waarde van het recht van gebruik en bewoning dat teniet gaat bij overlijden wordt dan bij hem belast en wel tegen het ‘derdentarief’ van 30/40%. Om dit te voorkomen is ervoor gekozen om tante het recht van gebruik en bewoning te laten schenken aan neef Janssen. Volgens verschenen jurisprudentie was het verdedigbaar dat er geen sprake was van een schenking voor de Successiewet, aangezien tante geen wil had om haar neef hiermee te bevoordelen. Aan een overdrachtsbelastingheffing viel echter niet te ontkomen. De waarde daarvoor is wel zo laag mogelijk gehouden, waardoor de verschuldigde overdrachtsbelasting beperkt bleef. Dit relatieve nadeel woog echter niet op tegen het voordeel dat bij overlijden (na 180 dagen) geen 30/40% erfbelasting verschuldigd is.

Let bij ‘verhanging’ van BV’s op mogelijke heffing van vennootschapsbelasting, schenkingsrechten en overdrachtsbelasting

E-Bike Fiets BV drijft een groothandel in fietsen die zeer goed draait. De aandeelhouders van E-Bike BV zijn de personal holdings van de gebroeders Uni (ieder voor 50%). Deze personal holdings zijn tevens aandeelhouder van E-Bike Vastgoed BV met daarin het bedrijfspand dat aan E-Bike Fiets BV wordt verhuurd. De bedoeling is dat de aandelen van E-Bike Fiets BV onder E-Bike Vastgoed BV komen te ‘hangen’, zodat een praktische holdingstructuur ontstaat. In eerste instantie werd overwogen om de aandelen E-Bike Fiets BV te verkopen aan E-Bike Vastgoed BV tegen de waarde in het economisch verkeer van circa € 800.000. Aangezien E-Bike Vastgoed BV niet beschikte over liquiditeiten zou zij dit bedrag schuldig blijven aan de personal holdings. Hierdoor ontstaat naar mijn mening een zakelijke geldlening van de personal holdings aan E-Bike Vastgoed BV. De rente die daarop wordt betaald is normaliter aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. Echter, aangezien het bedrag van de lening meer is dan € 500.000 ontstond het risico dat de rente daarop voor een deel niet aftrekbaar zou zijn vanwege de thin-capitalisationregels. Een oplossing daarvoor was om E-Bike Vastgoed BV als tegenprestatie voor de aandelen E-Bike Fiets BV eigen aandelen te laten uitreiken aan de personal holdings. Echter dat bracht weer het risico met zich dat een overdrachtsbelasting-heffing zou plaatsvinden, aangezien E-Bike Vastgoed BV gezien kan worden als een onroerende zaaklichaam. Geadviseerd werd daarom om de personal holdings de aandelen E-Bike Fiets BV aan E-Bike Vastgoed BV te laten schenken, waardoor een informele kapitaalstorting ontstond. Aangezien werd geparticipeerd middels personal holdings, was er geen risico m.b.t. eventuele heffing van schenkingsrechten of vennootschapsbelasting (deelnemingsvrijstelling). Aandelen E-Bike Vastgoed BV hoeven dan niet te worden uitgereikt, zodat een overdrachtsbelastingheffing niet aan de orde is. Uiteindelijk is dus een praktische fiscaal-voordelige oplossing bedacht voor een vrij complex probleem.