De Wet Excessief Lenen is in 2023 al in werking getreden. Als de DGA op toetsmoment 31 december 2023 een hogere schuld aan de BV had dan € 700.000, dan wordt het meerdere als Excessief aangemerkt en belast als inkomsten uit aanmerkelijk belang (box 2) in 2023. De eigenwoningschulden blijven daarbij buiten aanmerking. Per 31 december 2024 is deze drempel verlaagd naar € 500.000. Sommige vastgoedbeleggers in box 3 zijn tevens DGA en hebben omvangrijke leningen uitstaan aan ‘hun’ BV. Wat is dan fiscaal slim om te doen? Voor 31 december 2024 nog dividend laten uitkeren of juist niet? Het vervolg op dit artikel (deel 2) leest u op https://www.opgenoort.net/Wet-Excessief-Lenen-2024-deel-2-van-2 

Veel DGA’s zijn leningen bij de BV aangegaan voor de aanschaf van woningen en bedrijfspanden (in box 3) die ze vervolgens hebben verhuurd. Vaak is aan deze DGA’s in 2023 geadviseerd om niet af te lossen op deze leningen middels het uitkeren van dividend. De gedachte daarbij was dat die leningen dan aftrekbaar blijven in box 3 op peildatum 1 januari 2024, wat een forse inkomstenbelasting-besparing kan opleveren in 2024. Dat speelt met name wanneer de aanschaf van de onroerende zaken in privé is gefinancierd met laagrentende leningen van de BV. In box 3 zijn die leningen namelijk aftrekbaar tegen forfaitair (naar verwachting) 2,47% in 2024, terwijl er bijvoorbeeld maar 1% aan jaarlijkse rente is verschuldigd aan de BV. Vastgoed is in 2023 over het algemeen (iets) in waarde gestegen; daarnaast geldt bij woningen de WOZ-waarde en daar kan vanaf 2023 nog nauwelijks een waardevermindering vanwege de leegwaarderatio op worden toegepast. De fiscale waarde van vastgoed in box 3 zal dus waarschijnlijk (fors) zijn gestegen, terwijl het box 3-tarief in 2024 is gestegen naar 36%. Mede hierdoor zullen veel vastgoedbezitters vorig jaar hebben besloten om het excessieve deel van de schuld (voor een deel) in stand te houden. Daarbij speelde mee dat herfinanciering van de schulden bij bijvoorbeeld een bank financieel niet voordelig uitpakte vanwege de hogere rente. Ondanks dat de schuld voor een deel wellicht Excessief is waarover moet worden afgerekend in box 2, blijft het wel voor het volledige bedrag een schuld in box 3 en dus ook volledig aftrekbaar in box 3! Dit laatste wordt vaak vergeten en kan afhankelijk van de situatie een behoorlijke besparing aan inkomstenbelasting opleveren. Voorbeeld 1 De heer X is DGA en belegt in box 3 in panden met een waarde van € 4.000.000; verder heeft hij nauwelijks banktegoeden of ander privévermogen en, behalve aan ‘zijn’ BV, geen schulden. De stand van de schulden aan zijn BV (excl. de eigenwoningschuld) bedraagt per 31 december 2023 € 2.000.000. De schulden zijn voor een groot deel in 2020 aangegaan tegen 1% rente, 30 jaar vast. De verschuldigde aanmerkelijk belangheffing over 2023 is als volgt te berekenen (in euro’s):

In dit geval was het zeker een optie geweest om de BV een dividenduitkering te laten doen in 2023 om daarmee een deel van de schuld af te lossen. Echter om netto bijvoorbeeld € 500.000 van de schuld te kunnen aflossen, had de bruto-uitkering circa € 684.000 [€ 500.000 / (1 -/- 0,269)] moeten bedragen. Uiteindelijk wordt dan de box 2-heffing nog hoger, omdat er tevens een bedrag aan schuld boven de € 700.000 blijft staan. Na aflossing van € 500.000 blijft er dan namelijk nog € 800.000 aan excessieve schuld over waarover nog 26,9% in box 2 (circa € 215.000) is verschuldigd. In totaliteit zou dan circa € 399.000 verschuldigd zijn in box 2 (€ 184.000 plus € 215.000) in plaats van € 350.000 wanneer geen dividend zou zijn uitgekeerd. Natuurlijk moet de schuld die openstaat wel zakelijk zijn en blijven. Dat is meestal het geval als de waarde van de panden substantieel hoger is dan het totaal aan schulden van de DGA. Als het rendement (huur minus kosten) hoog genoeg is, zodat gemakkelijk daaruit de rente en aflossing kan worden betaald, zal er niet zo snel sprake zijn van een onzakelijke lening. Dit is wel een punt om goed in de gaten te houden. Bij een onzakelijke lening kan er namelijk sprake zijn van verkapt dividend, ook als die lening beneden de drempel (in 2024 € 500.000) blijft. In dat geval legt de Belastingdienst een (forse) aanslag op in box 2 en ontstaan er in de praktijk vaak grote betalingsproblemen. Gezien de waarde van de panden in voorbeeld 1 (€ 4.000.000) is in dit geval besloten om niet (extra) af te lossen in 2023, aangezien de aftrek van deze schuld in box 3 inkomstenbelasting (voor 2024) bespaart. Hoeveel dat precies is, kan worden berekend (is maatwerk en afhankelijk van IB-positie DGA). De box 2-aanslag (van € 350.000) viel niet aan te ontkomen, ook omdat herfinanciering bij de bank (tegen een hogere rente) geen voordelige optie was. Daarbij speelt ook dat in de toekomst altijd nog kan worden afgelost. Dan ontstaat er een negatief voordeel uit aanmerkelijk belang (box 2). Dit negatieve voordeel kan worden verrekend met dividenduitkeringen, waardoor per saldo (in zoverre) geen box 2-heffing verschuldigd is. Als er winstreserves in de BV zitten moet daarover toch ooit box 2-heffing worden betaald. Door dividend uit te keren of door af te rekenen over het excessieve gedeelte van de schuld wordt de box 2-heffing als het ware naar voren gehaald, waardoor daarover in de (verre) toekomst niet meer over hoeft te worden betaald. Dat maakt dat afrekenen in box 2 niet zo nadelig hoeft te zijn als in eerste instantie vaak wordt gedacht. Wat wijzigt er in 2024 en is aflossen middels dividenduitkering dan wel een goed idee? Hierop is niet 1-2-3 een antwoord te geven. Laten we ter toelichting ‘voortborduren’ op voorbeeld 1 hiervoor. Voorbeeld 2 De heer X/DGA van voorbeeld 1 heeft nog steeds min of meer dezelfde vermogen. Wel is zijn schuld aan ‘zijn’ BV inmiddels wat opgelopen als volgt (in euro’s)

De schuld van de DGA aan zijn BV  is met name door de extra lening voor de betaling van zijn box 2-aanslag in 2024 behoorlijk opgelopen. Als het rendement op zijn panden op peil blijft, dan kan er nog steeds sprake zijn van een zakelijke lening. Wel is het zaak om ervoor te zorgen dat de (extra) lening schriftelijk wordt vastgelegd met zakelijke condities over rentebetalingen en aflossingen en dat die ook worden nagekomen. Gezien de gestegen marktrente is het verstandig om dan een iets hogere rente af te spreken voor de extra lening, om te voorkomen dat de Belastingdienst later gaat stellen dat er sprake is van onzakelijkheid. Voor het grootste deel zal er nog steeds sprake zijn van een laagrentende lening van de BV (tegen 1%). Aflossing daarvan middels dividenduitkering in 2024 zal waarschijnlijk niet voordelig uitpakken in box 3 voor 2025 (peildatum 1 januari 2025), omdat er dan in zoverre geen aftrekbare schuld ontstaat. Te overwegen is om in 2024 een deel van de schuld te herfinancieren bij een derde partij, bijvoorbeeld een bank, voor bijvoorbeeld € 400.000.  Aan de ene kant moet er dan een hogere rente worden betaald, wat financieel gezien nadelig zal zijn; die rente zou nog kunnen meevallen als aan de financier een 1e hypotheekrecht kan worden verleend. Aan de andere kant kan daarmee wel voor een groot deel de 33%-heffing in box 2 worden voorkomen en blijft de aftrek van de lening in box 3 in stand (en wordt hoger). Zie ter toelichting voorbeeld 3 hierna. Voorbeeld 3 (in euro’s) : lees verder op https://www.opgenoort.net/Wet-Excessief-Lenen-2024-deel-2-van-2 

Op de hoogte blijven?

Opgenoort Belastingadvies publiceert regelmatig actualiteiten rondom fiscale ontwikkelingen. Zo blijft u op de hoogte van voor u relevante ontwikkelingen waarbij wij u wellicht van dienst kunnen zijn.